Meije Smink (foto: Hans Prinsen)
"Eerst leveren en dan maar zien wat we terugkrijgen. Zo is het ook met data", meent Meije Smink van Dasko. Hij is niet de enige die zich zorgen maakt over ongebreideld data delen en ook niet de enige die de opkomst van online platformen met argusogen gadeslaat. Samenwerken gaat niet zonder data delen, maar waarom zou je daar als logistiek dienstverlener ook niet aan mogen verdienen?
Data genereren, verwerken en delen – ruimhartig liefst – is inmiddels een vertrouwde bezigheid bij logistiek dienstverleners zoals Dasko, een familiebedrijf met 550 tot 600 medewerkers, vestigingen in meerdere landen en een herkenbaar, bewezen businessmodel. Als je een serieuze partner wilt zijn in een logistieke keten hoort data delen er bij, data om mee te kunnen sturen. Met dank aan de enorme diversiteit aan systemen en services, is data beter toegankelijk dan ooit, maar ook uiterst relevant voor opdrachtgevers, verladers en ontvangers. En voor de logistiek dienstverlener zelf om zijn processen te verbeteren.
“Allemaal waar, maar toch”, zo begint Meije Smink (56), operationeel directeur van Dasko Groep. “Ik vind niet dat we zomaar met iedereen onze data moeten delen. Laten we daar meer bewust mee omgaan, ook voor wat betreft het al of niet gebruiken van online platformen. Het signaal dat ik wil afgeven is: denk er over na wat je met elkaar deelt.” Het onderwerp ligt hem na aan het hart. Hij komt er een paar keer op terug.
Specialist in koelvervoer voor Albert Heijn
Zeven jaar geleden kwam Smink naar Dasko. Dertien jaar was hij werkzaam bij Van Gend & Loos, tot zo rond de overname door DHL. Hij vervulde daarna managementfuncties bij Carglass en bij H&S Foodtrans, een echte intermodale transporteur. Daar miste hij het contact met de chauffeurs, de werkplaats, de dagelijkse operatie. Dus toen Bertus Dasselaar (60), directeur en eigenaar van Dasko, hem vroeg om leiding te geven aan zijn familiebedrijf, greep hij die kans aan.
Dasko groeide als kool, als koelvervoerder van Albert Heijn sinds 2002, en als internationaal transportbedrijf met lijnen op Polen, Duitsland en Italië. Bovendien kwam daar de online bezorgservice van Albert Heijn voor het oostelijk deel van Nederland bij. Het bedrijf heeft nu 200 auto’s op de weg en 35 bestelbussen voor de online distributie. In Nederland (Almelo en Zwolle) is geen opslagcapaciteit, althans nog niet. In Wietzendorf (D) wel, een eigen vrieshuis met 6.500 palletplaatsen. Binnenkort ook in Polen. In Poznan bouwt Dasko een groot geconditioneerd dc met 14.000 palletlocaties, dat volgend voorjaar klaar zal zijn. En misschien dat er in Almelo, naast de bestaande vestiging, ook wel een vergelijkbaar pand gaat verschijnen. De grond is beschikbaar, het businessplan staat in potlood op papier.
‘Voor bedrijfsopvolging is gezorgd’
Met Albert Heijn als klant veranderde ook stilaan de manier van werken. Dasselaar: “Het was met klanten vaak ouwe-jongens-krentenbrood, het werd gewoon geregeld. Maar bij Albert Heijn was ook toen al het logistieke proces goed doordacht en procesmatig. Daar hebben we veel van geleerd en elders kunnen toepassen.”
Want er kwamen al snel andere klanten in het vizier. Aviko in Steenderen werd een grote klant, net als Froneri (ijsfabrikant) en meer bedrijven in de foodsector, evenals andere retailers. In 2005 opende Dasselaar een vestiging in Polen, ook toen speelde krapte op de arbeidsmarkt op de achtergrond mee. Dat bleek een goede zet. In 2012 volgde de overname van Nedexco in Wietzendorf met 70 mensen en een eigen vrieshuis. Daar geeft nu Ton, één van de twee zonen van Dasselaar leiding aan. De andere zoon Mart verzorgt het klantcontact met Albert Heijn als eerste aanspreekpunt. Dochter Paulien doet alle HR-activiteiten in het almaar uitdijende familiebedrijf.
Mensen zijn hier geen nummer op een personeelslijst
“Ja, voor opvolging is gezorgd”, constateert Dasselaar tevreden. Zelf blijft hij nog een jaar of vijf actief in deze rol. “We zien wel hoe het straks gaat lopen. Tegen die tijd mag ik een financieel gezond, modern bedrijf achterlaten. Niet dat we op alle fronten vooroplopen, maar we zijn ook zeker geen achterblijver. Met name op het aspect digitalisering hebben we grote slagen gemaakt. En ik vind ook dat we ons sterk hebben ontwikkeld als een bedrijf dat goed is voor zijn mensen, ook al is het bedrijf enorm gegroeid. Hier heerst nog altijd de cultuur van een familiebedrijf, mensen zijn hier geen nummer op de personeelslijst. Ik wil dat ze zich thuis voelen bij ons. Dus geven we ze de middelen die ze nodig hebben, maar ook de aandacht.”
Met een gasflesje een maaltijd opwarmen
Krapte op de arbeidsmarkt gaat niet aan de deur van Dasko voorbij. “Maar ik moet zeggen, we lopen in deze regio – zo wordt vaak gezegd – wat achter op de rest van Nederland; dat is op dit punt gelukkig wel het geval.” Dasselaar is blij dat onlangs toch nog weer nieuwe chauffeurs zijn aangetrokken. Juist uit de eigen regio. Voorheen waren het vooral Poolse chauffeurs die als nieuwe medewerkers binnenkwamen. De laatste tijd zijn het weer vooral mensen uit de buurt. Dat neemt niet weg dat de zorgen om goede invulling van vacatures ook de directie van Dasko uit de slaap houden. Dasselaar: “Kijk wat er gebeurt in Engeland. Om mensen binnen te halen en vast te houden, verdient een chauffeur daar haast net zoveel als een advocaat. De krapte neemt toe – ook hier en zeker ook in Duitsland. Dat gaat de komende vijf jaar echt een probleem worden. Ik hoor dat een kwart van de beroepsbevolking bezig is om met pensioen te gaan. Waar halen we nieuwe mensen vandaan?”
Dasselaar en Smink zouden heel graag zien, dat het beeld van de sector zoals dat leeft bij een groot deel van de samenleving gaat kantelen. Smink is actief als gastdocent op het Deltion College in Zwolle om jonge mensen te interesseren voor dit ‘mooie vak’.
Een mooi vak, dat is het nog altijd
“Dat is het nog altijd. Maar het helpt natuurlijk niet als er verhalen verschijnen, ook op social media, van chauffeurs die tijdens de covid lockdown eindeloos moesten wachten bij dc’s. Die niet de gelegenheid krijgen om een toilet of douche te bezoeken of een kop koffie te drinken. Wat denk je van die chauffeurs die in het weekend op een parkeerplaats met een gasflesje een maaltje proberen op te warmen? En dat terwijl iedereen in de afgelopen tijd in de gaten kreeg dat transport echt heel belangrijk is. Al is het maar om de online bestellingen voor de feestdagen op tijd thuis afgeleverd te krijgen. Laten we als sector en overheid zorgen voor goede voorzieningen en meer uitstralen met welke fantastische technologie we ons vak uitoefenen.”
‘We moeten beter nadenken over data delen’
Daarmee ligt het onderwerp data delen en informatietechnologie weer op tafel. Dit voorjaar ondertekende Dasko een contract met Simacan om het platform waar Albert Heijn en Jumbo al langer mee werken toe te gaan passen. Ook andere vervoerders als Cornelissen doen mee. Dat platform zorgt voor transparantie over en weer in het complete proces van transporten en afleveringen.
Smink gelooft in deze aanpak, dedicated met vaste opdrachtgevers. De meerwaarde daarvan laat zich raden, zeker wanneer de logistiek dienstverlener zelf de mogelijkheid wordt geboden om control towers op te bouwen voor opdrachtgevers. En, niet geheel onbelangrijk, Dasko kan dat doen zonder die opdrachtgevers toegang te geven tot het eigen IT-landschap.
“Niemand kan rechtstreeks van buitenaf in ons TMS. Daar hebben we dus nog een apart platform tussen zitten, zodat we zelf kunnen bepalen welke data we willen delen, wat we versturen en wat we zelf binnenhalen. Voor ons is dat belangrijk. We hebben zelfs onze systemen en IP-adressen laten toetsen door een ethische hacker, iemand die op zoek gaat naar kwetsbaarheden in onze software en hardware. Erg belangrijk. We hebben zo’n dertig systemen en applicaties in gebruik, die we in de gaten moeten houden. Dat is best al veel, vinden wij, en dan zijn wij nog maar een middelgrote transporteur.”
‘Ik zie een levendige tussenhandel in data ontstaan’
Een andere ontwikkeling stuit Smink meer tegen de borst, die van de online platformen. “Begrijp me goed, daar zitten uitstekende aanbieders tussen, die echt data willen delen op een efficiënte en betrouwbare manier. Ik geloof in de driehoek verlader, platform en vervoerder. Absoluut. Maar ik zie ook partijen die er alleen maar op uit zijn om data binnen te halen en die vervolgens elders aan de man te brengen.
Platformen die alleen maar data komen halen, daar mag meteen de stekker uit
Daar mag wat mij betreft per direct de stekker uit. Je hoort iedereen zeggen: data delen is de toekomst. Dat doen we met onze opdrachtgevers waar we voor rijden. Maar bij platformen die vraag en aanbod regelen, is dat wel een ander verhaal. Er ontstaat een soort tussenhandel in data. Ik kan niet overzien hoe ze met onze data omgaan. Daarom zeg ik: weet wat je deelt. Helaas weet je dat nooit helemaal precies. Het is net als met cookies. Je staat het toe omdat je anders bang bent dat je niet alle informatie te zien krijgt. Maar ondertussen installeer je een tracker en ben je bezig data te verzamelen voor een ander bedrijf. Ik zou er voor willen pleiten, dat de data die wij genereren met onze transportactiviteiten niet gratis meer wordt gedeeld met anderen. Ik vind dat we daar een vergoeding voor moeten kunnen krijgen. We hebben daar tenslotte ook in geïnvesteerd en zorgen voor onderhoud van databases. We verrijken data, dat is toegevoegde waarde. Het is fair als iedereen aan de data kan verdienen. Die discussie begint meer en meer op tafel te komen. Gelukkig maar.”